Microbioom onderzoek

Wat zou het handig zijn om in je buik te kunnen kijken welke plaaggeesten de klachten veroorzaken. Helaas gaat dat niet lukken. Wel kan je ontlasting je veel vertellen over wat er goed en niet goed gaat in het proces van mond tot kont. Het Microbioom kun je onderzoeken via de ontlasting en kan daarom een verstandige stap zijn als je langdurig klachten hebt en met de gangbare adviezen onvoldoende resultaat boekt. In deze blog meer daarover.

Het hele proces van mond tot kont kun je vergelijken met een dominospelletje. Als steentjes niet goed vallen, valt de rest ook niet of niet goed. En zo is het met verteren ook. Feitelijk wil je weten welk steentje goed valt en welke niet. Zo’n verteringssteentje wordt ook wel parameter genoemd. 

Parameters
De ontlasting kan op verschillende parameters onderzocht worden. Voorbeelden zijn:  

  • De zuurgraad van de ontlasting. De zuurgraad wordt uitgedrukt in pH. Te hoog is niet goed. Dat wordt basisch genoemd. Vaak gaat het dan om eiwitten die niet goed verteerd worden of een overgroei aan slechte bacteriën of toxinen die er voor zorgen dat de zuurgraad te hoog wordt. Een te lage pH is ook niet goed, de ontlasting wordt dan te zuur. Te veel koolhydraten en schimmels zorgen voor overmatige zuurvorming.
  • De vertering van eiwitten, vetten en koolhydraten. In de ontlasting kunnen resten gevonden worden als de vertering niet optimaal gaat als je niet goed kauwt, je voeding te veel eiwitten, vetten of koolhydraten bevat of dat je het niet goed kunt verteren door een gebrek aan enzymen.
  • Verteringsstoffen zoals Pancreas elastase en galzuren. Pancreas elastase is een stofje wat meer kan vertellen over de enzymproductie. Galzuren zijn nodig om vetten voor te verteren en horen daarna grotendeels weer opgenomen te worden.
  • Ontstekingsprocessen. Er zijn bepaalde parameters om de mate van ontsteking vast te stellen. Bijvoorbeeld calprotectine of antitrypsine. Maar ook de vorming van ontstekingsremmende stoffen zoals buyturaat.
  • De doorlaatbaarheid van de darmwand. Deze kan bijvoorbeeld gemeten worden middels een Zonuline test. Ook de combinatie van verschillende andere parameters geven indirect aan hoe het gesteld is met de doorlaatbaarheid van de darmwand.
  • De slijmlaag die de darmwand bedekt. De conditie van de slijmlaag kan indirect gemeten worden middels het sIgA. Een stofje dat bij het immuunsysteem hoort. Ook bepaalde bacteriesoorten die slijm produceren en afbreken kunnen bepaald worden (Akkermansia en Prauznitzii).
  • Ongewenste darmbewoners. Zoals parasieten of overmatige schimmelgroei die de darmwand belasten.
  • De verschillende bacteriegroepen, de hoeveelheden en onderlinge verhouding kunnen in kaart gebracht worden. Dat kan op verschillende manieren gedaan worden:
  • Door bacteriën uit de ontlasting op kweek te zetten. Als bepaalde bacteriegroepen onvoldoende aanwezig zijn, zoals de enterococcen en de ecoli, kunnen andere bacteriegroepen, zoals de lactobacillen en bifido bacteriën meer moeite hebben om goed te groeien. De enterococcen en e-coli snoepen namelijk de zuurstof weg aan de darmwand waardoor bacteriën die niet van zuurstof houden daar lekker kunnen groeien. De meeste bacteriën houden niet van zuurstof en leggen eenmaal buiten het lichaam snel het loodje, waardoor het lastig is om veel verschillende bacteriegroepen goed te testen.

Als de bacteriebalans afwijkend is hebben schimmels en ongewenste bacteriën meer kans om te groeien.

  • Door Microbioom onderzoek. Het geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende bacteriegroepen in de darm. Bij een Microbioom onderzoek wordt gebruik gemaakt van de huidige gen-techniek, waardoor het zuurstof probleem omzeilt wordt en bacterieverhoudingen goed in kaart gebracht kunnen worden. Die bacteriegroepen worden onderzocht waarvan bekend is dat ze invloed hebben op onze gezondheid. Zoals: Bacteriegroepen die ontstekingsbevorderend of -remmend zijn, een opgeblazen gevoel geven of histaminevormend zijn, een beschermende werking op het slijmvlies geven, ontstekingsremmende stofjes vormen etc. Ook krijg je inzicht in de diversiteit aan verschillende bacteriën. Hoe meer hoe beter.

Welke test?

Hoewel je veel kunt testen, zit er aan iedere test voor- en nadelen. Hieronder kun je daar meer over lezen.

Grofweg kun je de testen onderverdelen in verteringstesten met of zonder een aantal hoofdbacteriegroepen en een Microbioom onderzoek. Losse onderdelen of combinatietesten zijn ook mogelijk. Overweeg je ontlastingsonderzoek, lees dan eerst de pluspunten en de minpunten van de diverse testen, zodat je de juiste keuze kunt maken en/of goed voorbereid een deskundige kunt benaderen.

De pluspunten van de microbioom test:

  • De test geeft de diversiteit aan: of je een oerwoud of steppelandschap in je buik hebt.
  • Duidelijk wordt hoe de balans tussen de goede en slechte bacteriën is.
  • Je ziet of het Fodmap-dieet gaat helpen of niet.
  • Je weet hoe het met de zuurgraad in je ontlasting gesteld is. Een juiste zuurgraad zorgt voor een goede vertering. De zuurgraad in combinatie met de bacteriebalans geeft een indicatie hoe je vertering verloopt.
  • Het risico op het ontstaan van aandoeningen als prikkelbare darm, ontstekingsziekten (bijvoorbeeld de ziekte van Crohn, Colitus ulcerosa), neurologische ziekten (zoals Alzheimer, Parkinson, MS), auto-immuunziekten (coeliakie, reuma, psoriasis, MS)  en stofwisselingsziekten (zoals diabetes) wordt duidelijk.
  • De bacteriebalans geeft aanknopingspunten welke voeding bij jou past. Denk aan de verhoudingen tussen eiwitten, vetten en koolhydraten.
  • Er kunnen specifieke pre- en probiotica ingezet worden om de balans tussen de bacteriën te herstellen.

De minpunten van de microbioom-test:

  • Je weet niet wat de conditie van de slijmlaag en darmdoorlaatbaarheid van de darmwand is.
  • Het is op dit niveau nog niet duidelijk welke producten je wel en niet kunt eten.
  • Ook wordt niet duidelijk welke enzymen je wel of niet aan kunt maken. Indirect zijn er wel aanwijzingen.
  • Je weet niet precies hoe de vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten gaat. Je kunt het alleen indirect afleiden.
  • Je weet niet of je parasieten hebt en of je overmatige schimmelgroei hebt.
  • Het is moeilijk zelfstandig uit te voeren.
  • De kosten worden niet vergoed door de zorgverzekeraar.

De pluspunten van de verteringstest:

  • Je krijgt inzicht in de mate waarin je zetmeel, eiwitten en vetten goed kunt verteren.
  • Ook wordt de conditie van de slijmlaag en de darmdoorlaatbaarheid duidelijk.
  • Je krijgt inzicht in het immuunsysteem wat aan de darm gerelateerd is.
  • Je ontdekt overmatige schimmelgroei (o.a. candida).
  • Specifieke pre- en probiotica kunnen ingezet worden.
  • Er kunnen ook deeltesten besteld worden. Bijvoorbeeld alleen de vertering of de doorlaatbaarheid of alleen schimmels. Dit werkt kosten besparend, maar levert ook minder informatie op.

De minpunten van de verteringstest:

  • Je kunt de uitslag niet in het perspectief plaatsen van diversiteit en het hele microbioom.
  • Je weet niet of het Fodmap-dieet zinvol is, als startpunt van het herstel.
  • Je krijgt geen informatie over het risico op het ontstaan van ziekten.
  • Je weet niet of je parasieten hebt.
  • De test is moeilijk zelfstandig uit te voeren.
  • Kosten worden niet vergoed door de zorgverzekeraar.
  • Een deeltest geeft slechts een beperkt beeld. Als je bijvoorbeeld positief test op schimmels, weet je niet wat de oorzaak is.

Ook gecombineerde testen zijn verkrijgbaar. De pluspunten van de gecombineerde microbioom test en verteringstest zijn:

  • Alle pluspunten van de afzonderlijke testen.
  • De combinatie geeft inzicht in oorzaak en gevolg.

Aandachtspunten bij de gecombineerde microbioom test en verteringstest:

  • Je weet niet of je parasieten hebt. Dat gaat met een ander soort test.
  • Op voedingsmiddelen niveau weet je niet wat je wel en niet kunt eten. Wel geeft het een indicatie. Als je darmdoorlaatbaarheid verhoogd is, dan is duidelijk dat sterk prikkelende voedingsmiddelen op zijn minst beperkt en misschien tijdelijk wel weggelaten moeten worden. Om uit te zoeken welke voedingsmiddelen klachten geven zijn andere tests nodig.
  • Je weet nog niet welke enzymen het wel en niet goed doen. Een overgevoeligheid voor het enzym lactase kun je er niet direct uithalen. Indirect wel. Bijvoorbeeld: om een lactose-overgevoeligheid aan te tonen is een andere test nodig.
  • De gecombineerde test is moeilijk zelfstandig uit te voeren.
  • De kosten worden niet vergoed door de zorgverzekeraar.

Voorbeelden van bedrijven die samenwerken met gecertificeerde Laboratoria zijn:

  • Medivere: werkt samen met het Duitse laboratorium Ganzimunn Main. In de webshop vind je de belangrijkste onderzoeken: shoppagina – Avontuurlijk gezond
  • Het  Microbiome center: is een organisatie waarbij op basis van onderzoek een gepersonaliseerd probioticum voorgeschreven kan worden. Je kunt je zelfstandig aanmelden en wordt dan gekoppeld aan een arts of therapeut. Ook mijn praktijk staat in dit rijtje.